Politici verdienen grondige, kritische beoordeling. Politici die falen of niet integer handelen mogen daarop worden aangevallen en zo nodig naar huis gestuurd. Maar het wordt anders als politici van hun menselijkheid worden ontdaan en voornamelijk worden gezien als een kaste van zakkenvullende, egoïstische nietsnutten voor wie spot nog te mild is. Dan is het tijd voor een mer constructieve politiek.
Democratisch gevaar
In haar toespraak op de Correspondentavond over constructieve politiek op 18 mei in Nijmegen wees Femke Halsema erop dat in het ontmenselijken van politici een democratisch gevaar schuilt. Als de angst om afgemaakt te worden gaat overheersen, dan wordt de afhankelijkheid van spindoctors groter, verdwijnt de spontaniteit en wordt het bewaken van het imago belangrijker. En bij het bewaken van dat eigen imago hoort het afbreken van dat van de politieke tegenstander. Dan dreigt er een vicieuze cirkel van negativisme, destructie en van antipolitiek waardoor het moeilijker wordt om nog steun te vinden voor politieke ideeën en oplossingen. Dit is wat Halsema ‘het democratische gevaar’ noemt. In haar speech hekelde ze het diskwalificeren van tegenstanders met een plat oordeel (draaikont, islamofoob) in plaats van een discussie met argumenten. Dan gaat het niet meer om wat je doet, maar om wie je bent.
Debat
In zijn boek Haagse invloeden beschrijft NRC Handelsblad-journalist Tom-Jan Meeus wat dit betekent voor het politieke debat en de publieke sfeer. In het democratische debat moeten de oplossingen voor grote maatschappelijke problemen uitkristalliseren en een meerderheid kunnen vinden. Daar moet uiteindelijk, zichtbaar voor de bevolking – en hen hoop biedend – richting aan de samenleving worden gegeven. Maar debat is volgens Meeus een zeer misleidend begrip aan het worden. Het suggereert namelijk openbare nieuwsgierigheid naar andermans opvatting, de behoefte naar de ander te luisteren. Maar ‘debat’ in de Tweede Kamer is meestal in feite alleen nog zelfexpressie, een manier om eigen standpunten te verkondigen en reclame te maken voor voor de eigen partij.
Normale en constitutionele politiek
Om een verklaring voor deze ontwikkeling te geven gaat Halsema te rade bij politicoloog Ido de Haan en het onderscheid dat hij heeft gemaakt tussen normale en constitutionele politiek. In zijn boek over de vorming van de democratische rechtsstaat beschrijft hij hoe aan het einde van de 19e eeuw – toen onze grondwet tot stand kwam – constitutionele politiek werd bedreven. De staatkundige regels moesten worden vastgesteld, de macht van politici en de koning opnieuw gedefinieerd. Daarna, toen de grondwet was geaccepteerd en de parlementaire democratie zijn beslag kreeg, brak een lange periode van normale politiek aan. Zelfs in de roerige jaren zestig en zeventig ging politiek vooral over de besteding van welvaart binnen de algemeen geaccepteerde grenzen van ons politieke bestel.
Scheidslijnen en kloof
Pas tegen de millenniumwisseling begon ‘de constitutie van de Nederlandse politiek uit elkaar te vallen.’ Het partijstelsel gaf niet langer de verdeeldheid in de samenleving weer en het parlement dreigde zijn centrale plaats in de natie te verliezen, aldus De Haan. Sinds 2002 is daar een conservatieve revolutie bij gekomen met nieuwe scheidslijnen tussen de Nederlandse cultuur en de islam, tussen de politieke klasse en de genegeerde ‘gewone mensen’ uit de oude wijken, de taboes van links en de volkswijsheden van rechts.
Averechts
In zo’n constitutionele fase is de vlucht naar de politieke ‘zelfexpressie,’ naar het uitvergroten van conflicten als een vorm van electorale reclame, het uitsluitend bewaken van het imago door het in steen gehouwen eigen gelijk telkens te herhalen, wellicht de veiligste route naar politiek en electoraal succes. Alleen deze wijze van handelen (het enkel oppoetsen van het eigen gelijk, het ondergraven van het gelijk van de ander, de weerzin tegen samenwerking, het in diskrediet brengen van de ander) leidt tot steeds grotere polarisatie, dan tot stilstand, en uiteindelijk tot onzekerheid en angst.
Debat over fundamentele waarden
Volgens Halsema is het onvermijdelijk en ook noodzakelijk voor een meer constructieve politiek om grote constitutionele debatten te gaan voeren. Over onze vrijheden, en de grenzen ervan, over godsdienst en de vrijgestelde positie die kerken altijd in ons recht hebben gehad, over georganiseerde solidariteit als het belangrijkste fundament van de moderne staat en de houdbaarheid ervan. Over onze plek in de Europese Unie en de toekomst van Nederland als natie.
Het algemeen belang behartigen
Het is vreemd en onbevredigend dat de opgekropte woede en emoties over Europa, de vluchtelingencrisis of de vrijheid van meningsuiting hun weg vinden in een gelegenheidsreferendum (Oekraïne) maar dat er in de Kamer slechts afgeleid en vaak in verhullende technische termen over wordt gepraat. Politici definiëren daardoor maar zelden de belangrijkste waarden die voor hen bepalend zijn in hun visie op de samenleving en die hun handelen motiveren. In plaats daarvan treden zij vooral naar voren als de behartigers van deelbelangen, zoals die van zieken, scholieren, automobilisten, vluchtelingen, daarmee onbewust het vooroordeel voedend dat het grotere, algemene belang niet in hun straatje te pas komt.
Feiten of meningen?
Een voorwaarde voor een dergelijk constitutioneel debat is dat er overeenstemming bestaat over de feiten. Het begrip ‘fact-free politics’ is ook in Nederland ingeburgerd geraakt. Elke democratische discussie zou moeten beginnen met een gemeenschappelijke erkenning van feiten. In toenemende mate lijken die het echter af te leggen tegen sweeping statements. De traditionele producenten van feiten over de Nederlandse samenleving zoals het Centraal Planbureau, het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Sociaal en Cultureel Planbureau worden vaker terzijde geschoven als ‘bevooroordeeld’ als zij feiten presenteren die politici en partijen onwelgevallig zijn. Een oplossing zou kunnen zijn om het parlement een eigen, sterk onderzoeksbureau te geven dat opereert onder de verantwoordelijkheid van de verzamelde parlementariërs en zo ook op steun kan rekenen.
Menselijkheid, ook bij politici
Het succes van zo’n debat valt of staat volgens Halsema bij een mentaliteitsverandering in de Nederlandse politiek. Het is vreemd dat waarden die in onze samenleving wel worden gewaardeerd in de politiek in slecht aanzien staan. Zoals samenwerking, in plaats van competitie. Aardigheid in plaats van elkaar afbreken, nieuwsgierigheid in plaats van vooringenomenheid, openheid in plaats van cynisme. Tenslotte pleit Halsema in het belang van een meer constructieve politiek voor minder kleinzieligheid en meer menselijkheid. Politici zouden de parlementaire pers niet langer de eer moeten gunnen om de naargeestige competitie telkens uit te vergroten in plaats van momenten dat politici de handen ineenslaan en effectief zijn. Ze kunnen beter stoppen met actief bijdragen aan bederf van de democratische verhoudingen door hun tegenstanders te vernederen, wetende dat dit uiteindelijk als een boemerang terugkeert. Dan moeten ze weliswaar accepteren dat hun politieke concurrenten er ook menselijker en misschien electoraal aantrekkelijker van worden. Maar in een tijd dat politieke polarisatie het land onbestuurbaar dreigt te maken, lijkt Halsema dit een weinig riskant experiment.
Bron: De Correspondent
Geef een reactie