Of je nu ambtenaar bent bij een gemeente, of een politieagent betrokken bij antiterrorisme-acties, een medewerker van een grote zorgverzekeraar, of een onderzoeker in de farmaceutische industrie of een docent in een grote scholengemeenschap: regelmatig word je geconfronteerd met situaties die je tegen de borst stuiten omdat ze een schending betekenen van de rechten van de mens, een gevaar voor de publieke gezondheid of het milieu vormen of letterlijk tegen wet- en regelgeving indruisen. Je voorziet dat het algemeen belang in geding is: een patient die niet naar behoren wordt geholpen, een onschuldige burger die wordt afgeluisterd, en klant die misleidende informatie voorgeschoteld krijgt. En je merkt dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de situatie geen bevredigend antwoord kunnen of willen geven op de risico’s die je signaleert.
Waarschuwers
‘Hoe hoger je in de organisatie komt, hoe meer er wordt ontkend. Terwijl ik geen enkel onderzoek naar een grote ramp heb gedaan, waarbij er niet een groot aantal betrokkenen allang wist van de onveilige situatie. Maar men had niet de moed om daarover aan de bel te trekken.’ Voor Pieter van Vollenhoven is het evident dat vrijwel alle organisaties die afstevenden op rampen, zoals Enron, Imtech, Ahold, Parmalat, Lehman Brothers, SNS Reaal, Vestia, op de een of andere manier zijn gewaarschuwd door oplettende medewerkers. Hetzelfde geldt voor de aankoop van het gevechtsvliegtuig JSF, bij de aanleg van de Betuwelijn, bij ICT projecten bij de overheid en bij de privatisering van woningcorporaties. Als professionals al de moed hebben om dreigende fiasco’s aan de kaak te stellen, zijn de tijdige en deugdelijke waarschuwingen van dwarsliggers dikwijls gericht tegen dovemansoren.
De noodzaak van tegenspraak in organisaties en grootschalige projecten wordt inmiddels alom erkend. Maar organisaties die tegenspraak organiseren om ervan te leren zijn nog altijd schaars. Terwijl het zo simpel is: voorafgaand aan de laatste fase van besluitvorming een adempauze inlassen, en nagaan op welke factoren het project zou kunnen stranden (de zg. premortem procedure). Het Stedelijk Museum in Amsterdam heeft een groep van 15 ‘blikopeners’ ingesteld, bestaande uit scholieren van diverse opleidingen, die advies geven, een spiegel voorhouden en kritisch meedenken.
Burgerlijke ongehoorzaamheid
Het recht van burgers om zich te verzetten tegen tirannen en onmenselijke wetten is door de eeuwen heen door filosofen voortdurend bevestigd. Zij tekenen daarbij aan dat dit verzet per definitie geweldloos moet zijn en nooit plaatsvindt uit louter eigenbelang. Henry David Thoreau was de eerste denker die de term burgerlijke ongehoorzaamheid gebruikte. Hij weigerde belasting te betalen uit onvrede met de slavernij en de Mexicaans-Amerikaanse Oorlog en hij stelde dat het voor een hoger doel moreel goed is om de overheid tegen te werken of niet te steunen. Gandhi liet in India zien dat geweldloos verzet tegen onmenselijke wetten kan leiden tot een andere samenleving. Martin Luther King stelde dat er twee soorten wetten zijn: rechtvaardige wetten en onrechtvaardige wetten.
In 1972 schreef Kees Schuyt (inderdaad, familie) een proefschrift over burgerlijke ongehoorzaamheid waarin hij argumenteerde dat burgerlijk ongehoorzame handelingen weliswaar illegaal zijn, en dat de wetsovertreder bereid moet zijn daarvoor een straf te ondergaan, maar dat deze acties openlijk en gewetensvol zijn. Ze dienen niet het eigen belang, maar een algemeen, publiek belang.
Volgens Howard Zinn is juist burgerlijke gehoorzaamheid het probleem en heeft elke burger de plicht in het geweer te komen tegen wetten en regels die hij of zij als onzinnig en onrechtvaardig beschouwt. Zie de video waarin Matt Damn een tekst van Howard Zinn over burgerlijke ongehoorzaamheid voorleest.
Lees hier een artikel uit Harvard Business Review over burgerlijke ongehoorzaamheid in het bedrijfsleven.
Geef een reactie